Ode aan Bet van BeerenJij was de koningin van de Zeedijk

Bet van Beeren, door onbekende fotograaf, ca. 1954 (Café 't Mandje, Amsterdam).
Beste Bet,
‘Daar heeft ze gelegen,’ zeg ik tegen mijn vriend. ‘Dag en nacht, drie dagen lang. Daar lag ze op het biljart, opgebaard in een open kist. Haar hoofd voorgoed opgeheven. Aan het voeteneind ontelbare witte rozen.’
Hier aan de Zeedijk verliet je jouw vaste plek. Een Amerikaanse lijkwagen reed je naar de Nieuwe Oosterbegraafplaats. Het geluid van de ronkende motor had je gewaardeerd. Zes kraaien lieten je in een donker gat zakken. Vrij krap voor iemand die haar vrijheid nodig had. Achter de toog kon niemand om jou heen, maar op de begraafplaats moet men zoeken naar je graf. Alles is grijs: de zerk, de letters, het grind. Jij bent hier niet. Ook al heeft je familie ‘Hier rust ons aller onvergetelijke en dierbare zuster’ in de steen laten graveren.
Jij wordt op andere manieren geëerd. In een gedicht van Gerard Reve eet jij met mes en vork een makreel in de zon. In een roman van Albert Mol mogen de dames van jou met de dames dansen en de heren met de heren. Het interieur van jouw café werd een driedubbel monument. Het origineel is opgeslagen in het Stadsarchief aan de Vijzelstraat, een kopie was te bewonderen in het Amsterdam Museum en Zeedijk 63, waar mijn vriend en ik zijn neergestreken aan een tafel met een Perzisch kleedje en een kaars in een bruin glaasje, leefde voort als een kopie van jouw café. Met witte plakletters staat op het raam café ’t mandje. sinds 1927. bet van beeren.
“Mijn broer had ooit een vriendin die haar bed ’t mandje’ noemde. Wanneer ze moe was of mijn broer zat was, zei ze: ‘Ik ga naar ’t mandje.’ Ik begrijp haar. Het bed als veilige haven. Warm en beschermend.”
Bij een coming-out zijn de mensen om je heen net zo belangrijk als wie je aan het worden bent. Waarom besluit iemand je onder zijn of haar vleugels te nemen? Waarom bekommert iemand zich om je? Waarom moedigt iemand je aan om verder te gaan, om iemand te worden. Waarom bekijkt iemand je altijd anders dan anderen?
Vanachter de toog bood jij alle homo’s en lesbo’s een glimlach, een handgebaar of een begroeting. Meer was niet nodig om een vrijhaven te zijn. Jonge mannen en vrouwen gaf je vrijblijvend advies. In jouw café vond je zonder app een grote liefde of een scharrel. Soms zette jij je volle lichaam in om als heerseres jouw gasten te beschermen tegen gevaar van buitenaf. Een kreet, een vuist, een blik. Zolang er maar gedanst kon worden.
In alle vroegte liepen mijn vriend en ik vanmorgen door de Tweede Nassaustraat. We logeren een paar dagen bij een vriendin, in een appartement tegenover het Westerpark. De winkels waren nog dicht, alleen de dirk was open. Bij Toko Hangalampoe maakte een jongen (hoodie, joggingbroek, witte sokken in slippers) zich plotseling los van het neergelaten rolluik. Hij schreeuwde ‘Flikkers!’ We passeerden hem snel zonder iets te zeggen, zonder oogcontact te maken. ‘Flikkers! Flikkers!’ riep hij ons na, tot we uit zijn gezichtsveld verdwenen waren.
Je noemde jouw café ‘’t Mandje’ omdat je moeder je elke dag eten bracht in een mandje. Van haar heb je het meest geleerd. Om jou en je broers en zussen te kunnen voeden, werd ze straatverkoopster. Met alleen het stratenmakersloon van je vader redden jullie het niet. Je hielp je moeder met venten. Je leerde klanten charmeren. Je leerde de regels van het straatleven beheersen. Zo kon jij decennialang standhouden aan de Zeedijk.
Maar men zegt dat jij ook eenzaam was. Dat jij niemand aan je kon binden. Dat jij de neiging had om vriendschap en liefde te kopen. Dit soort veronderstelde eenzaamheid is altijd tegen homo’s en lesbo’s gericht, want wat men niet zegt: jij maakt als ongehuwde geen deel uit van een gelukkig gezinsleven.
Wanneer mijn vriend en ik door Leeuwarden – onze woonplaats – wandelen, houden we elkaars hand nooit vast. We letten op blikken. Zien ze het aan ons loopje? Aan ons kledingstijl? Aan onze gebaren? Jij was voor niemand bang. Jij durfde het ultieme cliché van een mannelijke lesbo te zijn.
‘Ze had kort haar.’
‘Ze reed motor.’
‘Soms met een vrouw achterop.’
‘Ze dronk jenever.’
‘Ze rookte sigaren.’
‘Ze droeg een leren jas.’
‘En soms een matrozenpak.’
Er bestaat een anekdote waarover Wikipedia zwijgt. Wanneer Majoor Bosshardt van het Leger des Heils bij ‘t Mandje binnenstapte, moesten alle gasten van jou steevast bijdragen aan de collecte. Nadat een gast op een avond honderd gulden gaf omdat hij jou zo’n goede vrouw vond, merkte de heilsoldate op dat jij ook zo je foutjes had. Feilloos voelde jij aan over welke foutjes zij het had. Jij greep Majoor Bosshardt vast en gooide haar op straat. ‘Lelijk klerewijf, godverdomme, eruit!’ riep je.
“Jij was de koningin van de Zeedijk.”
Dat ik op mannen val, is iets wat ik al van kinds af aan weet. Dat ik die wetenschap verborgen hield tot ik bijna het huis uit ging, was even helder. Tolerantie heeft zijn grenzen op het platteland van Friesland. Ik was tien en riep: ‘Later ga ik in Amsterdam wonen.’ Mijn moeder: ‘In die stad kun je maar beter niet komen.’
We wisten toen nog niet wie jij was.
Terwijl ik een slok van de witte wijn neem, zie ik jou als vanouds weer achter de toog staan. Luchtig gekleed. Er ligt een bepaalde glans op je haar in het zonlicht. Er zitten regenboogkleuren in, minuscule, zachte lichtstralen van precies dezelfde kleuren die je af en toe in dauw ziet. De jukebox speelt, nooit de radio. Ik herkende je eerst niet aan je gezicht, maar aan je houding. De handelingen die jij routineus uitvoert, een lichaam dat alles onder controle heeft. Met je blik verwelkom je ons. Ik kom niet nader, maar ik drink dit beeld in. Er is even geen toekomst en geen verleden. Geen jongens die zich losmaken van neergelaten rolluiken. De voetstap van vreemden wiste door jaren heen van jou elk spoor. En toch ben je hier, nog op je vaste plek.
Hartelijks,
Bart Temme
Periode
1902– 1967
Over
Ode van schrijver Bart Temme aan Bet van Beeren.
In Café 't Mandje van Bet van Beeren aan de Zeedijk was iedereen welkom, ongeacht iemands seksuele voorkeur. Bet kwam openlijk uit voor haar homoseksualiteit. Haar kleurrijke persoonlijkheid en het open beleid van haar café, maken Bet tot een belangrijk symbool in de homogeschiedenis van Amsterdam. In een tijd waarin de homo-emancipatie onder druk staat, hebben we mensen als Bet nodig.

Bet van Beeren
Elisabeth Maria (Bet) van Beeren (Amsterdam, 12 februari 1902 – aldaar 16 juli 1967) was uitbaatster van Café 't Mandje van 1927 tot haar overlijden in 1967.