Ode aan Henriëtte BosmansDe liefde is een rebelse vogel, zingt Carmen, niemand kan haar temmen
Henriëtte Bosmans in 1917, fotograaf Jacob Merkelbach, Stadsarchief Amsterdam
Grenzen, beperkingen, avondklok, beroepsverbod, fascisme, patriarchaat, homofobie, de dood. Ze werd op alle mogelijke manieren aan banden gelegd, maar Henriëtte Bosmans liet zich niet ketenen. Haar levenslust klotste over de randen heen. ‘En ik verlang naar vrijheid en binding tegelijkertijd, en ook - ach, ik weet het niet precies, maar altijd iets óók’, schreef ze aan de bevriende componist Benjamin Britten. Altijd iets ook, vrijheid en binding, mannelijke en vrouwelijke geliefden, pianospelen en componeren, Duitse romantiek en altijd ook Frans impressionisme. Ze wilde leven, maar verlangde vaak ook naar de dood.
Ja, natuurlijk was Carmen van Bizet haar lijflied, het werk pur sang dat het leven en de dood bezingt, de vrijheid en de binding. L'amour est loin, tu peux l'attendre;
Tu ne l'attends plus, il est là ! De liefde is ver weg, je kunt er op wachten; je wacht er niet meer op, daar is hij! ‘Als ik (onverhoopt of verhoopt) dood ga, mogen ze de heele Carmen op mijn graf spelen’, schreef ze eens aan een andere vriend. ‘Het is griezelig, de macht die die muziek heeft, bijna niet aan te nemen dat één mensch die gewoon opgeschreven heeft, op een ogenblik’. Ze heeft zich eens laten fotografen als een soort Carmen. Met opgetrokken wenkbrauw kijkt ze neer op de camera, haar handen op elkaar op haar naar voren geschoven linker heup. Ze straalt vrijheidsdrang en autoriteit uit, maar ook kwetsbaarheid en zachtheid, altijd iets ook.
Voor braaf studeren had ze de rust niet. Recensenten schreven over haar piano-uitvoeringen dat ze slordig speelde, dat ze fouten maakte. Waarom zou je iets steeds maar blijven herhalen, vond ze, waarom elke dag hetzelfde riedeltje erin rammen; elke keer dat ik speel is het anders. Vrijheid en binding. Dit is het ‘altijd iets ook’: in plaats van steeds hetzelfde te doen altijd iets nieuws willen toevoegen, dóór willen gaan, niet blijven hangen. Een mannelijke recensent schreef, ‘ze speelt Brahms met mannelijke beheersing en vrouwelijke overgave’, en bij Bosmans is dat geen paradox.
Ze stond bekend als chaoot. Voor dagelijkse klusjes had ze geen geduld. Haar geliefde Frieda Belinfante, dirigent en cellist, noemde ze ‘pappie en mammie’ (altijd iets ook), omdat die wél kon timmeren en lijstjes ophangen. Ook al was Frieda negen jaar jonger.
Wat sommigen chaotisch noemen, kan ook levensdrift zijn.
“Ze speelde recitals op illegale huisconcertjes, bij rijke mensen thuis. Soms werd de samenscholing ontdekt door de politie en ontsnapte Henriëtte via de achtertuin.”
Haar vader was eerste cellist van het Concertgebouworkest. Een Rooms-katholiek. Haar moeder was pianist – Henriëtte’s eerste en enige pianoleraar - en Joods. Dankzij die ‘gemengde’ afkomst bleef deportatie tijdens de Holocaust haar bespaard, al verloor ze in de oorlogsjaren wel haar inkomsten, omdat ze weigerde lid te worden van de Kultuurkamer. Frieda, inmiddels haar ex, en verzetsstrijder, hielp haar in die jaren aan klussen. Ze speelde recitals op illegale huisconcertjes, bij rijke mensen thuis. Soms werd de samenscholing ontdekt door de politie en ontsnapte Henriëtte via de achtertuin. Componeren deed ze niet in die jaren, misschien kon ze dat alleen in rust en vrijheid, misschien had het geen zin, omdat haar werk toch niet mocht worden gespeeld.
Na de oorlog ontmoette ze de Franse mezzosopraan Noémie Perugia, een nieuwe liefde, wat een nieuwe creatieve periode inluidde. Henriëtte componeerde elf liederen voor haar, die zeer Frans klinken, met echo’s van Debussy, Fauré, Ravel. Liederen over dood en afscheid, ondanks de nieuw hervonden vrijheid van haar land. Toch klinken ze nooit zwaar, dankzij de lyrische soepelheid en transparantie, de verspringende maatsoorten die kwikzilverig aandoen. Zoals ze zelf altijd uit je handen glipt wanneer je haar probeert te beschrijven, want ze is altijd iets ook.
Henriëtte Bosmans heeft intens geleefd, intens liefgehad. Haar muziek, lange tijd een beetje ondergeschoven, krijgt steeds meer waardering. Ze stierf jong, in 1952, aan ongediagnosticeerde maagkanker. Kort daarvoor nog benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Carmen is, voor zover we weten, nooit op haar graf in Zorgvlied gespeeld. De liefde is een rebelse vogel, zingt Carmen, niemand kan haar temmen. Iets van die geest leeft voort in Henriëtte’s muziek, die we nog steeds kunnen beluisteren, als die rebelse vogel.
Over
Ode van Persis Bekkering aan Henriëtte Bosmans
Lange tijd was zij niet zo bekend als haar mannelijke vakgenoten, maar tegenwoordig worden haar composities steeds vaker gespeeld. Persis ziet in haar een onafhankelijke geest die onrustig slingerde tussen het verlangen naar vrijheid en verbinding. Juist dat ze beiden wilde tekent haar, volgens Persis.
Henriëtte Bosmans
Henriëtte Bosmans was de dochter van Henri Bosmans, solocellist bij het Concertgebouworkest en pianiste Sara Benedicts.