Ode aan Anna GrimmonLieve A.G.
Anna Grimmon, ca 1917, ca 20 jaar. Fotograaf onbekend. Uit familie- archief.
Elke avond bij het tafeldekken maak ik een keuze. Neem ik de vork die als een maantje is afgesleten, de middelste twee tanden nog van dezelfde lengte als toen ze zijn gemaakt maar de buitenste twee een stuk kleiner, of kies ik de andere, waar de slijtage van rechts naar links een aflopende lijn trekt? Bij de eerste is ooit een tand afgebroken geweest. Je ziet het dotje metaal dat hem weer aan de vork heeft geplakt. De tweede heeft een grappig kronkeltje.
Het zijn de vorken waarmee mijn ouders aten. ‘Het zilveren bestek’, zoals we dat noemden, twee vorken en twee lepels. De messen die ze gebruikten kwamen gewoon van de Hema. Op de achterzijde van de vork met de afgebroken tand staat J.M.J., – Johannes Martinus Jansen. Op de andere, die met het kronkeltje, staat A.G.
Bestek met initialen A.G., foto Suzanna Jansen
Ik weet dat jij, A.G., mijn oma bent. Verder weet ik niks van je, daarvoor werd ik te laat geboren. Was jij erbij toen de tand afbrak van de vork waar ik nu mee eet en heb jij ervoor gezorgd dat ‘ie werd gerepareerd? Ik ken niet eens je voornaam. Als je al eens ter sprake kwam heette je ‘oma Jansen’. Het is best gek dat ik me je niet kan voorstellen, helemaal omdat je ook onmisbaar was voor onze stad.
Dit is wat ik over je heb gevonden.
Feiten : jij, lieve A.G., bent geboren in 1887 in de Korte Korsjespoortsteeg (geweldig om uit te spreken). Je ouders gaven je een klinkende naam en zo ga ik je vanaf nu noemen:
Anna Adriana Maria Antonia Grimmon
Toen je voor het eerst je ogen opsloeg, zagen je ouders één grote kijker die met een heldere bik de wereld bezag. Je linkeroog wilde niet helemaal open. Je moeder had ‘geen beroep’, wat betekent dat ze een enorme hoeveelheid werk verzette in huis en ongetwijfeld ook daarbuiten voor de kost. Je vader werkte bij een tabaksfirma als pakhuisknecht, wat nu iets zou zijn als ‘medewerker voorraadbeheer en kwaliteitscontrole’. Kennelijk hoefde je niet op jonge leeftijd te werken als meisje-voor-dag-en-nacht, want volgens het bevolkingsregister ging je pas uit huis op je 25ste. Je trok in bij een familie aan de Nassaukade als huishoudster. Voor vrouwen bestond er niet veel ander werk. Vanaf nu hoorde je bij de parochie van de katholieke kerk De Liefde. Ik hoop maar dat je geloken oog, dat steeds minder ver opende, je niet al te erg hinderde.
Herinneringen
Vanaf hier ga ik verhalen toevoegen die ik van je zoon, mijn vader, en van je kleinkinderen heb gehoord. Veel zijn het er niet en dat vind ik vreemd. Dat jij niet alles in één oogopslag kon bekijken, betekent toch niet dat anderen jou niet konden zien?
De penningmeester van De Liefde, meneer Jansen, werd wel gezien. Hij was door de week meesterknecht (bedrijfsleider) bij een kuiperij aan de Bloemgracht. Een charmante man met autoriteit. Bij de mis werd altijd een plek voor hem vrijgehouden op de eerste rij. Net als voor Maria Theresia Ammerlaan die met hem getrouwd was. Maar in 1916 overleed zij plotseling aan tbc. Het lijkt erop dat de oudste dochter Plonie het huishouden voor vader en de twee jongere broers overnam. Tot ook zij een half jaar later door de tering werd gegrepen.
Het gezin raakte onthoofd. Vader en de jongens bleven verloren achter.
“Ik denk dat je eerst een paar maanden overdag in het huis kwam helpen. Tot de pastoor jou en meneer Jansen voorstelde om te trouwen. Waarom niet?”
Hier komt volgens de verhalen de pastoor erbij kijken. Een gezin kon geen dag zonder vrouw. Hoe kwam je dan aan eten? Wie zorgde er voor schone, verstelde kleren? Jij, Anna Adriana Maria Antonia Grimmon, was een vrouw. Je was bovendien huishoudster. Ik denk dat je eerst een paar maanden overdag in het huis kwam helpen. Tot de pastoor jou en meneer Jansen voorstelde om te trouwen. Waarom niet? Jij was al dertig, en met dat geloken oog was je kans op de huwelijksmarkt klein. Jullie hadden elkaar nodig.
Heb je geaarzeld of was je vereerd? Trouwen met je werkgever lijkt mij nogal een stap. Dat je meneer voortaan Jan moest noemen. Dat je naast hem in bed zou liggen, en al het onbekende dat daar dan moest plaatsvinden. Hij naderde ook al de vijftig. Maar de jongens van 16 en bijna 12 hadden een moeder nodig. Bovendien: een eigen huis, een plek waar je niet te gast was maar je eigen leven opbouwde en, wie weet, zelf kinderen kreeg, dat was ook aantrekkelijk. Meneer beloofde je hulp van een naaister, met dat ene oog was zulk gepriegel ingewikkeld. Er was eigenlijk geen reden om nee te zeggen. En zo werd je in 1917 mevrouw Jansen-Grimmon en liep je voortaan naast hem de kerk in, naar die plek op de eerste rij.
Anna Grimmon met de kinderen die zij baarde en haar man. 1930, gelegenheid 12,5 jaar getrouwd. Fotograaf onbekend. Uit familie-archief.
Krap twee jaar later zette je een jongetje op de wereld. Nog in de hormoonroes van geluk had de dokter een vervelende boodschap. Het dragen en baren was zo moeizaam verlopen dat je niet nog eens zwanger mocht worden. Zoiets zei een katholieke arts niet zomaar. Die wist dat het heilige huwelijk ten doel had katholieke zieltjes voort te brengen. En dat een man de behoeften die hij nu eenmaal had niet op een andere manier mocht bevredigen dan met zijn echtgenote.
Ik weet niet wie het besluit nam om dit advies te negeren. Was jij dat zelf, of kon Jan zich niet inhouden? In elk geval beviel je jaar op jaar van weer een kindje. Zes in totaal, waarvan één meisje. Ik ben blij dat je het allemaal overleefde. Tussendoor stierf je vader, zorgde je voor je moeder en kwam je hoogbejaarde schoonmoeder inwonen tot ze haar laatste adem uitblies – drie dagen voor je mijn vader op de wereld zette. Gewoon, het leven van een vrouw.
Ik denk dat je de huisnaaister die samen met jou het naai- en verstelwerk deed als vriendin beschouwde.
“Jij verzette het werk dat er echt toe deed. Dat zo noodzakelijk en vanzelfsprekend was dat het niet werd opgemerkt – zoals niemand het over zuurstof heeft, terwijl we niet zonder kunnen.”
Je leefde zoals het een goede katholieke vrouw betaamde. Je stond drie jongens af aan de kerk. Op hun twaalfde vertrokken ze naar een internaat om geestelijke te worden. Al was er eentje die uiteindelijk afhaakte, jij was ze kwijt. Toen je enige dochter volwassen werd, besloot zij zich ook aan het geloof te wijden. Hoe trots je je misschien wel voelde, dit was een nog harder gelag. Een kloosterlinge kwam nooit meer thuis, ze kreeg alleen toestemming voor familiebezoek wanneer haar ouders op sterven lagen.
Ik denk dat er weinig verhalen over je zijn omdat jij geen dingen deed die de aandacht opeisten. Je verrichte geen heldendaden, zoals je man die twee zilveren vorken en lepels met initialen kreeg toen hij 25 jaar bij de kuiperij werkte, en een lintje in zijn vijftigste jaar als penningmeester van de parochie. Jij verzette het werk dat er echt toe deed. Dat zo noodzakelijk en vanzelfsprekend was dat het niet werd opgemerkt – zoals niemand het over zuurstof heeft, terwijl we niet zonder kunnen.
De mensen die jou hebben gekend noemen je in de eerste plaats zacht en liefdevol. Helemaal niet streng. Je zorgde voor gezelligheid. Op vrijdagavonden zat je met je kinderen fanatiek te pandoeren (dat kaartspel wordt nu amper nog gespeeld). Je had in je krappe huis een speciale theetafel met een mooi servies van flinterdun porselein. Wanneer je kleindochter als kleuter op bezoek kwam, nam je haar mee naar de bakker aan de overkant om een petit fourtje uit te kiezen. Dan zette je thee en gaf haar je mooiste kopje. Je hield haar niet weg bij je kostbare spullen, nee, je wilde er samen plezier aan beleven.
Maar ik hoor over jou ook een eigenschap die me verontrust. Je was ‘volgzaam’. Je kinderen merkten dat je man op je neerkeek omdat je ‘maar’ een huishoudster was. Hij kon het beter vinden met de naaister, eigenlijk iets te goed. Jij zag het, en duldde het. Wat kon je anders? Toen je verdriet daarover te groot werd nam je een keer je volwassen zoon in vertrouwen. Daar bleef het bij.
Anna Grimmon, ca 1917, ca 20 jaar. Fotograaf onbekend. Uit familie- archief.
Foto’s
Ik ben blij dat je bij speciale gelegenheden hebt geposeerd en dat ik die beelden heb gevonden, want lieve Anna Adriana Maria Antonia Grimmon, nu kan ik je naar je kijken. Dat werd wel eens tijd. Ik zie een mooie vrouw die zich meestal met haar linkeroog van de camera afwendt. Was dat jouw keuze of vonden de fotografen het iets om te verbergen? Bij één portret is je oog zelfs geretoucheerd. Wat me verder opvalt: je bent steeds prachtig gekleed. Stijlvolle jurken en blouses met mooie sieraden. Je draagt ze met flair, hoe bescheiden je er ook bij kijkt. Jij wist je te kleden, je had smaak.
Naarmate je ouder wordt zie ik je zelfvertrouwen toenemen. Als er iets met je kinderen te vieren valt, sta je naast Jan te stralen, als een gelukkige vrouw. Ik zie ook de liefdevolle blik waarmee je je oudere man ondersteunt, ondanks alles.
Anna Grimmon met haar man op latere leeftijd. Fotograaf onbekend. Uit familie-archief.
Maar de mooiste foto is niet geposeerd. Jij bent thuis. Je draagt een jurk met een bijpassend jasje dat met broche bijeen wordt gehouden. Je haren opgestoken, zoals eigenlijk steeds. Was je jarig? Waar het me om gaat is dat je uitbundig lachend in een leunstoel zit. Niet zomaar een stoel, maar de stoel van Jan. Geen kind die daarin plaats durfde te nemen. Maar ik zie jou daar zitten als een vorstin op een troon, thuis in je eigen huis, genietend. Ik denk: je nam wél ruimte in. Godzijdank.
Lieve Anna Adriana Maria Antonia Grimmon, jij bracht zes Amsterdammers voort, gaf er minstens tien een liefdevol thuis (én eten én kleding én hygiëne), je verzorgde er een paar toen ze stierven. Feitelijk runde jij de stad – met al die andere vrouwen. En dat was helemaal niet onzichtbaar. De straten gevuld met vrouwen sjouwend met boodschappen, kinderen en bejaarden, met poetsdoeken, mattenkloppers en kolen. Iedereen zag het, alleen heeft niemand de moeite genomen dit te onthouden.
Daarom kijk ik nu naar je. Want zonder jou was Amsterdam geen Amsterdam.
En voortaan kies ik vaker die vork met dat kronkeltje.
Je jongste kleindochter
Suzanna Jansen is schrijfster en verteller. Ze schreef o.a. Het pauperparadijs, De omwenteling of de eeuw van de vrouw en Ondanks de zwaartekracht, boeken waarin Amsterdamse vrouwen een prominente rol spelen. www.suzannajansen.nl
Periode
1887– 1959
Over
Ode van Suzanna Jansen aan haar grootmoeder Anna Adriana Maria Antonia Grimmon
A.G. hoort bij de collectie van Amsterdam omdat ze met alle anonieme vrouwen de ruggegraat vormde van de stad. En omdat ze zes Amsterdammers op de wereld zette, minimaal tien een thuis gaf, en ik er zonder haar niet was geweest.
Anna Grimmon
A.G. hoort bij de collectie van Amsterdam omdat ze met alle anonieme vrouwen de ruggegraat vormde van de stad. En omdat ze zes Amsterdammers op de wereld zette, minimaal tien een thuis gaf, en ik er zonder haar niet was geweest.