Ode aan Danseressen van de RevueLieve danseressen

Danseressen van de Revue, foto prive bezit
Lieve danseressen,
Mijn vrouw bezit een foto uit 1967 van toen jullie bij de Snip & Snap Revue ‘67-’68 dansten. Hij komt uit het programmaboekje van die revue: ‘Dertig jaar Snip & Snap Revue: Proficiat Toi Toi Toi’. Jullie waren de ‘Carden Dancers’, George Carden (1914-1981) was de choreograaf. In het boekje staat dat hij ‘bereid was gevonden ook voor deze jubileumeditie de jaarlijkse legpuzzel van kleur en beweging samen te stellen’. De revue maakte sinds 1938 jaar in jaar uit furore in het Amsterdamse Carré Theater en trok in 1967 nog steeds volle zalen.
Weten jullie nog? De revue ging ook het land in, met een bus die van het Museumplein vertrok, naar onder andere Rotterdam, Den Haag, Enschede, Groningen en Heerlen. Met in de verste steden een overnachting. Kijk maar, hier zijn jullie!

Danseressen van de Revue, foto prive bezit
Een schitterende foto die de illusies van de amusement industrie van die tijd prachtig in beeld brengt. Jullie namen stonden erbij (vaak niet de echte namen!): Yvonne Dolores, Jessica van Olden, Barbara St.Clair, Cindy Peters, Cynthia Dominique, Henny van Poelgeest, Mischa Heijnis, Judith Harms, Eufje Lindeboom, Ilse Zweers, Marjan Dijkstra, Eileen Snap. Twaalf leuke, vrolijke meiden, gehuld in veren, getooid met een sierband in het haar en lange oorbellen, omhangen met kettinkjes.
Mijn vriendin destijds (nu mijn vrouw) staat erbij. Ze weet nog dat ze ‘s ochtends in een fotostudio moest verschijnen, daar nepsieraden kreeg uitgereikt, het haar moest in een knot met een sierband eromheen. Zo wilde de fotograaf het, ongetwijfeld na overleg met de bedenker, de samensteller en de producer van de revue, ‘de oude Slees’, zoals jullie de baas van de revue, René Sleeswijk, vaak liefdevol noemden. Er was ook een jonge Sleeswijk, Hans, de zoon van de baas, maar daar hadden jullie geen hoge pet van op.
“Sleeswijk hield van danseressen in de revue. Hij wilde ‘gewone’ meisjes met een vrolijke individuele uitstraling. Iets aparts.”
Je kunt goed zien dat ieder gezicht een andere uitdrukking heeft, van vrolijk, naar plechtig en hemels en ook dat jullie allemaal in verschillende richtingen kijken. Alsof jullie iets eigens moesten uitstralen. Ik denk dat Sleeswijk hierop stond. Hij hield van danseressen in de revue. Hij wilde ‘gewone’ meisjes met een vrolijke individuele uitstraling. Iets aparts. Veel moeite om er zo vrolijk uit te zien, kostte het niet, weet mijn vrouw nog. Vooral de oorbellen leidden tot hilariteit. Ze weet niet meer of jullie opdracht kregen verschillende kanten op te kijken. Volgens haar ging het vanzelf. Twaalf jonge vrouwen, sommigen al bijna dertig, maar de meesten nog jong, mijn vrouw was twintig, Eileen was niet veel ouder, Judith en Yvonne waren een jaar of twintig. Ik heb jullie allemaal gekend, een paar goed, anderen leerde ik beter kennen omdat die na de show in het nabijgelegen Café Van der Laan kwamen uitblazen. Daar wachtte ik altijd op mijn vrouw. Met sommigen van jullie hielden we contact. Ook nu nog.
Jullie kwamen uit allerlei hoeken en gaten. Een stel (drie, ook mijn vrouw) had de Rotterdamse Dansacademie gevolgd, een paar anderen de Balletacademie Nel Roos in Amsterdam. Weer anderen hadden in Engeland een opleiding gevolgd. Alle twaalf wisten jullie dat het werk als danseres niet lang zou duren, dat doe je tot hooguit je vijfendertigste. Misschien kon je daarna nog bij de revue als sketch-actrice werken of als leidster van de danseressen. In 1967 was Diana Floodgate, voormalig revuedanseres, jullie de ‘captain’. Zij zorgde voor repetitie afspraken, voor kleding en voor de algemene gang van zaken. Jong waren jullie, maar beroepsmatig dus bijna oud, al op weg naar een nieuwe carrière.

Brochure Snip en Snap, privé collectie Kees 't Hart
Maar op deze foto geldt iets anders: Dames en Heren, dit is Revue! Over de Snip& Snap Revue schreef ik in 1999 een roman, De Revue, sommigen van jullie hebben hem gelezen, dat weet ik. Een danseres speelde daarin een grote rol, maar achteraf vind ik dat ik jullie bijdrage aan de revue te weinig belichtte. De roman was te egocentrisch, denk ik nu. Met deze brief probeer ik iets goed te maken. Jullie bijdrage aan de revue was belangrijk, Sleeswijk wist dat, jullie waren een grote kostenpost, waarop hij toch niet bezuinigde. Maar het was niet de bedoeling dat jullie op de voorgrond traden. Geen interviews, geen berichten in de showpagina’s van die tijd. Geen pogingen in kritieken jullie werk in het kader te plaatsen van een oude traditie van het vaudevilletheater.
Jullie, de danseressen van de revue, de koninginnen van het amusement, moesten het doen met een enkele opmerking (‘goed showballet’) in een recensie. Met deze brief doe ik een poging jullie voorgoed aan de vergetelheid te ontrukken. Sommige van jullie zijn overleden, anderen zullen deze brief lezen. Laat iets horen, schrijf me wat je ervan vindt.
Aan revuedanseressen wordt gewoonlijk in overzichten en gedenkboeken geen aandacht besteed. Overigens ook niet aan andere medewerkers waarvan de theaterindustrie het moet hebben: de technische dienst, de kleedsters, de lichtbedieners. Alleen de sterren krijgen aandacht. In het goed gedocumenteerde standaardboek 100 Jaar amusement in Nederland (1987) schrijft Jacques Klöters vrijwel niets over deze of vergelijkbare dansgroepen. Alleen dit: ‘Sleeswijk bouwde een revue om hen heen (hij bedoelde Willy Walden en Piet Muyselaar) met veel girls, goede hulpkrachten, fraaie decors en lekkere muziek.’
Maar deze ‘girls’, jullie dus, hadden een eigen leven, jullie zetten je in, leefden ervoor, jullie hadden maatschappelijke dromen., jullie waren bewust van de maatschappelijke woelingen uit die tijd ( de studentenopstand). En na de revue kwam een ander leven. Een van jullie studeerde theatergeschiedenis en werd dansrecensent voor de NRC. Een ander begon een dansschool in de Verenigde Staten. Weer een ander ging in het bedrijf van haar man werken (aannemer) en een werkte jarenlang in een kleine theatershow. Mijn vrouw ging naar de kunstacademie en is nu beeldend kunstenaar. Ik heb op de site ‘Theaterencyclopedie’ gezocht naar al jullie latere carrières. Veel was er niet te vinden. Kenmerkend voor de waardering. Waar zijn jullie gebleven? Wat is er verder gebeurd?
“In literatuur spelen revuedanseressen, vaudeville dancers, dansmeisjes, cancan danseressen, altijd een dubieuze rol. Typecasting is jullie deel, halve of hele prostituees, verleidsters, ‘slechte vrouwen’”
In beschouwingen over de amusement-wereld zijn jullie ‘aankleding’ die bij het publiek gevoelens van onbereikbaarheid over en verlangen naar een ‘ander leven’, een gedroomd leven, moesten oproepen. Een erotische wereld van dans en glitter. Jullie moesten inspelen op illusies. Wat het betekende in de loop der jaren, avond aan avond, voor duizenden mensen, bekijkbaar te zijn, blijft altijd onbenoemd. Het gevoel een rol te spelen in de droomwereld van vooral mannen moet op jullie gedrukt hebben. In de pauze van deze revue moesten danseressen (ook mijn vrouw), aan het publiek sigaartjes uitdelen. Agio Tips. Daar kreeg ze geld voor, leuk was het niet zo dichtbij het publiek te zijn. Ik rookte nog jarenlang Agio Tips. Zeven keer per week optreden in Carré, op zondag was er een matinee. Alleen maandag was een vrije dag. Iedere donderdagochtend werden jullie in een kantoor naast Carré uitbetaald. Tweehonderd gulden per week. De danseressen bij het Nationaal Ballet verdienden minder wist mijn vrouw.
In literatuur spelen revuedanseressen, vaudeville dancers, dansmeisjes, cancan danseressen, altijd een dubieuze rol. Typecasting is jullie deel, halve of hele prostituees, verleidsters, ‘slechte vrouwen’, dat zijn jullie, dat is jullie rol. Schrijvers spelen in op de verwarring die bij het publiek leeft over het verschil tussen jullie rol op het podium en in de ‘echte’ wereld. Vaak vatten ze de podiumwereld op als metaforen van de ‘echte’ wereld, waar slechtheid en bedrog en illusies de dienst uitmaken. Jullie zijn in romans zetstukken in een drama. Jullie zijn onbetrouwbaar, overspelig, duivels, jullie brengen met jullie danskunst mannen aan de afgrond. Speelbal te zijn in een mannenblik, dat is jullie rol. Schrijvers als Gustave Flaubert, Heinrich Mann, Emile Proust en Emile Zola hielpen deze clichés de wereld in. En ze functioneren nog steeds in actuele literatuur en in theatervoorstellingen. Vertolksters van mannendromen. Ik ken één belangrijke en treffende uitzondering. De roman Apollyon (1941) van F. Bordewijk (1884-1965). Daarin besteedt hij uitvoerig aandacht aan een vrouwelijke dansgroep in de Londense amusementswereld. Bij hem is geen sprake van de bekende clichés. Hij laat de vrouwen zien in hun dagelijkse beslommeringen en activiteiten, hij geeft hoog op van hun danskunst waarmee ze in de Londense vaudeville wereld veel succes hadden. Ze zijn heldinnen.
Net zoals jullie in deze brief heldinnen zijn.
Met hartelijke groet
Kees `t Hart
Periode
1936– 1977
Over
Ode van Kees 't Hart aan de danseressen van de Revue

Danseressen van de Revue
Aan revuedanseressen wordt gewoonlijk in overzichten en gedenkboeken geen aandacht besteed.