Ode aan Alida de JongEen knotje tussen honderd snorren

Alida de Jong, foto Vrienden van de Historie van de Vakbeweging
Solidariteit was voor Alida de Jong vanzelfsprekend. Als vakbondsvrouw, Amsterdams raadslid en Tweede Kamerlid nam ze het op voor groepen die niet onder de Arbeidswet vielen, zoals verpleegsters en horecapersoneel. Ze eiste dat ook vrouwen minimumloon kregen en realiseerde verlaging van de leeftijdgrens voor bijstand aan alleenstaande vrouwen. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak en ze de kans kreeg te vluchten is ze niet gegaan, ze bleef solidair met haar ‘naaistertjes’ en andere Joden die niet weg konden. In 1943 is Alida de Jong in Sobibor vermoord.
Alida de Jong (doopnaam: Aaltje) is op 10 december 1885 geboren in een kelderwoning in de Weesperstraat, destijds een levendige winkelstraat en zeker niet het armste deel van Amsterdam. Maar de kelderwoningen waren wél armzalig, met weinig daglicht en vochtige muren.
Alida groeit met haar drie broers en een zus op in een vroom joods gezin. Met haar ouders Levie de Jong en Sara de Jong-Serlui wonen ze in bij Sara’s schoonmoeder. In 1906 verruilt vader Levie, voor de zoveelste keer werkloos, het diamantbewerkersvak voor dat van ‘melkslijter’. Hij huurt een winkelwoning in de Nieuwe Kerkstraat. Nog steeds wat armoedig, maar nu wel op de begane grond – een hele vooruitgang.
Alida is slim en leergierig. Na de lagere school wil ze graag doorleren maar omdat daarvoor geen geld is, kiest ze voor een opleiding kostuumnaaister en gaat ze werken in diverse ateliers. Via haar oudste broer Sam maakt Alida kennis met de arbeidersbeweging. Uit nieuwsgierigheid gaat ze naar een vergadering van Naaistersvereeniging Allen Eén. Als een collega bij de Arbeidsinspectie klaagt over gedwongen overwerk en wordt ontslagen, verklaren alle naaisters op het atelier zich solidair en springt Allen Eén voor hen in de bres. Dit is het startsein voor Alida om actief lid te worden van de naaistersvereniging en het begin van een lange vakbondscarrière. Ze zal de eerste vrouw in Nederland worden die voor haar vakbondswerk wordt betaald.
Maar eerst zal Alida naast haar werk als naaister nog onbetaald werk voor de bond doen. In 1906 sluit ze zich ook aan bij de Sociaal Democratische Arbeiderspartij (SDAP) en de Bond van Sociaal Democratische Vrouwenclubs (BSDVC). Die laatste staat onder leiding van Mathilde Wibaut en Alida wordt er bestuurslid. Ze is de enige arbeidster en ook de enige ongetrouwde vrouw. Ze voelt zich vaak onbegrepen en ergert zich dat de BSDVC meer aandacht heeft voor huisvrouwen dan voor arbeidsters.
Op 15 juli 1912 treedt Alida de Jong als ‘bezoldigd penningmeesteresse’ in dienst van de afdeling Amsterdam van het Nederlands Verbond van Vakverenigingen. Eerst parttime, twee jaar later fulltime. Daarmee is ze de eerste vrouw in Nederland die voor haar vakbondswerk wordt betaald. Haar baan bij De Bijenkorf, het bedrijf waar zij op tot dat moment in dienst is, zegt ze op. In 1920 verkiezen de bondsafdelingen Alida tot lid van het driekoppig dagelijks bestuur.
Nu gaat ze ook een rol spelen in de landelijke vakbeweging. Vanaf 1912 vertegenwoordigt ze de Bond in de Kleedingindustrie op alle NVV-congressen en vergaderingen. Later zit ze ook in de bestuursraad van het NVV. Ze is te zien op foto’s van NVV-congressen in 1912 en 1914. Ze is - in haar eigen woorden - “Een knotje tussen zo’n honderd snorren”. Ze hamert erop dat de bonden veel meer hun best moeten doen om vrouwelijke leden te trekken. Maar dan moeten de bonden de werkende vrouwen en meisjes natuurlijk ook wel iets te bieden hebben: ook hen kwam een fatsoenlijk salaris toe.
“Alida was een uitgesproken vrouw, die haar eigen weg ging”
Vanaf 1925 staat Alida de Jong op de SDAP-kandidatenlijsten voor de Tweede Kamer, maar ze wordt pas in 1937 gekozen. Ze heeft dan al wel van 1931 tot 1933 als vervangster van Adrien H. Gerhard in de Tweede Kamer gezeten. Ook in de Kamer komt Alida op voor de belangen van vrouwen, jongeren en alleenstaanden. Ze hamert op het belang van arbeidstijdverkorting, herscholing en verlenging van de leerplicht. Dat zijn ook zaken die zij sinds 1935 als SDAP-lid (sinds najaar 1939 fractievoorzitter) in de Amsterdamse gemeenteraad op de agenda heeft gezet. Zo pleitte zij voor langere schafttijd voor de jongens van de Stadsreiniging, voor medezeggenschap van het gemeentepersoneel en tegen de schandelijke werktijden in de ziekenhuizen.
En dan breekt de Tweede Oorlog uit. Alida de Jong behoort tot de vijftien vakbondsbestuurders die in augustus 1940 op last van de Duitse bezetter worden ontslagen. In november 1940 wordt zij vanwege haar Joods-zijn uit de Amsterdamse gemeenteraad gezet. In de meidagen is er sprake van geweest dat zij met haar neef Loe de Jong (de latere historicus) naar Engeland zou vluchten, maar uit solidariteit met ‘haar naaistertjes’ blijft ze in het bezette Nederland en duikt niet onder. Op 20 juni 1943 worden Alida en haar zus Nannette bij een grote razzia opgepakt en naar Westerbork afgevoerd. Op 6 juli gaan ze op transport naar “een onbekend oord”. Vlak voor haar vertrek ziet Alida kans nog een kort briefje te schrijven aan haar goede vriendin Miep, dat wonderwel bewaard is gebleven. Alida wist niet dat zij en haar zus drie dagen later dood zouden zijn. Want dat onbekende oord is vernietigingskamp Sobibor in Polen, waar de trein op 9 juli 1943 aankomt.

Brief Alida aan Miep, 6 juli 1943
Van het privé leven van Alida de Jong is weinig bekend, dat schermde zij zorgvuldig af. Tot haar 42ste woonde zij in het ouderlijk huis in de Nieuwe Kerkstraat. Daarna (1928) woonde zij in de Jekerstraat en daarna de Marathonweg in Amsterdam-Zuid. Haar zus Nannette en broer Jaap woonden bij haar in. Trouwen deed Alida niet. Ze was altijd aan het werk en had zoals ze zelf zei “weinig talent voor vrouwelijke dienstbaarheid”. Zus ‘Nan’ deed het huishouden. Alida was een uitgesproken vrouw, die haar eigen weg ging. Ze maakte zich los van haar ouderlijke Joodse milieu; ze was sowieso allergisch voor religie, omdat ze vond dat alle religieuze autoriteiten nederige berusting kweken. Maar ook aan de door veel socialisten gepreekte geheelonthouding heeft ze lak. Alida rookt kleine sigaartjes en ze drinkt. Haar schaarse vrije tijd besteedt ze aan lezen, concert- en schouwburgbezoek. En ze maakt graag uitstapjes met de getrouwde Piet van Eck, voorzitter van de Amsterdamse afdeling van de Metaalbewerkersbond, met wie ze jarenlang een romance heeft.
Eerbetoon
Bij het honderdjarig jubileum van de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) in 2006 riepen de leden haar uit tot ‘Vakbondsvrouw van de eeuw’.
Geraadpleegde bronnen
https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/AlidadeJong
https://vakbondshistorie.nl/dossiers/alida-de-jong-vakbondsvrouw-par-excellence/
https://nl.wikipedia.org/wiki/Alida_de_Jong
Periode
1885– 1943
Over
Ode van De Zaak Muurbloem, Clara Kroes aan Alida de Jong.
Alida de Jong was de eerste vrouw die betaald werd voor haar vakbondswerk. Ik bewonder haar strijdlust. Toen de WOII begon kon ze vluchten (ze was Joods) maar besloot te blijven uit solidariteit. Die beslissing typeert haar maar werd haar noodlottig.

Alida de Jong
Aaltje (Alida) de Jong (Amsterdam, 18 december 1885 - Sobibór, 9 juli 1943) was een Joods-Nederlandse vakbondsbestuurder en politica.