Ode aan Hendrickje Lamberts van der SchuurVerdriet hebbende in hare Sexe
Jacob van Loo Amarilles kroont Mirtillo met bloemenkrans, 1640-1660 collectie Muiderslot
Beste Hendrickje,
Gisteren zat ik met een bevriende schrijver in een kroeg in de Huidenstraat. Dit gedeelte van de stad, tegenwoordig de Negen Straatjes genoemd, werd gebouwd aan het begin van de zeventiende eeuw, toen jij in Amsterdam leefde. Misschien, dacht ik, was er toen ook een café te vinden op of nabij die plek. En misschien zat jij daar in de zeventiende eeuw, tot voor kort ook wel de Gouden Eeuw genoemd, ook wel eens, met of zonder Trijntje.
Mijn vriend en ik bespraken de complicaties bij het schrijven van dit soort brieven: hoe communiceer je met iemand uit het verleden (op een steenworp afstand van dat café, in de Jordaan, lagen in jouw tijd weilanden met sloten), hoe voorkom je dat je aannames maakt (kon je toen als vrouw naar de kroeg?) en je onwetendheid aanstootgevend wordt (was je wel een vrouw?), hoe vermijd je dat je het eigen leven van de ander aan die ander gaat uitleggen? (Mansplaining, heet dat tegenwoordig. Want ja, we zijn min of meer bevriend met de Engelsen en hun postkoloniale nazaten en gebruiken veel van hun woorden.)
Kortom, hoe zorg je ervoor dat je je een beetje beschaafd gedraagt? Zeker tegen iemand die je aanschrijft vanuit een positie van privilege, iemand die het zwaar heeft gehad.
Wat ook bestond in jouw tijd: het Mauritshuis in ’s Gravenhage, al was het toen nog geen prentenkabinet. In dat wereldberoemde museum in Den Haag hangt een beroemd schilderij van jouw zeer gevierde tijdgenoot, Rembrandt van Rijn, De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp, geschilderd in 1632. Dokter Tulp staat boven het marmergrijze lijk van Aris Kindt, ter dood veroordeeld voor diefstal, tang in de hand, armpezen ertussen, terwijl zeven mannen toekijken. Het is wat betreft toets, kleur en lichtval een proeve van meesterschap (Rembrandt was 25 toen hij het schilderde), maar het is geen meesterwerk, daarvoor laat het punctum van het schilderij te veel te wensen over: de chirurgijns kijken, op één na, niet naar de ‘les’, hun ietwat doodse blikken zwerven wat door de ruimte, de concentrische kracht ontbreekt, ook voor de kijker.
Ja, zelfs Rembrandt had nog wat te leren (vergelijk het maar eens met De staalmeesters, uit 1662, wilde ik zeggen, dat vrijwel direct na voltooiing in het Staalhof kwam te hangen, maar toen was jij al verbannen uit de stad).
“Jij kent deze kille Tulp ook. Als je ondervrager, jury en rechter. Als je liefdesbeul.”
De anatomische les zegt veel over enkele opvattingen van jouw tijd en de mijne: een terdoodveroordeling voor diefstal, dat zouden we nu wreed en barbaars noemen; een lijkschouwing verrichten zonder toestemming is onrechtmatig; en er gaan zelfs stemmen op dat de titels van veel beroemde schilderijen wreedaardig en onjuist zijn. Die titel zou dit geval iets moeten zijn als De niet in toegestemde lijkschouwing van Aris Kindt. Wie even voorbij de hang naar het oude en vertrouwde stapt, wie even de herkenbare, invoelbare irritatie met terechtwijzingen loslaat, komt, denk ik, tot de conclusie dat daar iets voor te zeggen valt.
Hoe dan ook, het is door De niet in toegestemde lijkschouwing van Aris Kindt dat ik een gezicht heb bij de koude, klinische versie van Nicolaes Tulp (op het portret van Hals en Pickenoy komt hij hartelijk over). Jij kent deze kille Tulp ook. Als je ondervrager, jury en rechter. Als je liefdesbeul.
Vergeef me: Tulp, geboren als Claes Pieterszoon, was, zoals jij weet, arts, een man van de wetenschap, maar ook deken, een lid van het stadsbestuur en het stedelijke rechtscollege (en later nog burgemeester), maar ook schrijver, bekend van zijn Observationes Medicae, Geneeskundige waarnemingen, uit 1641. Tulp beschrijft daarin zijn ervaringen als arts. Ik las twee jaar geleden enkele delen van dat boek, in het Nederlands, omdat ik een stukje wilde schrijven over de Homo sapiens ferus, (jonge) mensen die in het wild zijn opgegroeid, ook wel ‘wolvenkinderen’ genoemd. In de zeventiende eeuw was er een jongen uit Ierland, die in het wild met schapen had geleefd en na zijn ‘vangst’ werd tentoongesteld, onder meer in Amsterdam. De jongen kon niet praten; hij bleef zijn hele leven blaten. Tulp behandelde deze jongen niet, hij ‘bezocht’ hem uit interesse.
Een gevangen, opgesloten kind dat door Europa wordt getoerd uit naam van de wetenschap. Zoiets zouden we tegenwoordig denk ik ook barbaars en rechteloos noemen, al mag er nog altijd veel ten bate van de wetenschap: in Nederland doen onderzoekers per jaar bijna een half miljoen dierproeven; duizenden dieren (vissen, varkens, vogels) sterven daarvoor, soms zelfs zonder te zijn ‘gebruikt’.
Enfin.
Tulp hielp als arts mensen, was een bevlogen, schrijvende wetenschapper, een betrokken stadsbestuurder, maar naar de huidige, ook niet onfeilbare morele standaarden niet altijd even verheven. In 1672, ten tijde van de pest, deed hij een Amaliaatje: grote bijeenkomsten van mensen waren verboden, maar dat weerhield de beste man er niet van om in zijn achtertuin een groot feest te geven voor zijn eigen vijftigjarige ambtsjubileum.
Maar dit weet jij ook, allemaal, Hendrickje, als is het niet zeker dat jij in 1672 nog in leven was en of dat laatste nieuws je bereikte. Maar jij en Tulp ontmoetten elkaar. Je staat zelfs in zijn boek! Al moet ik toegeven dat ik dat gericht las, en niet van kaft tot kaft, en jouw naam bij die eerste lezing, enkele jaren geleden, niet tegenkwam.
Er is een gerede kans dat je dit niet weet, dus ik deel het graag. Dit is hoe Tulp jou heeft neergeschreven in de geschiedenis: ‘Hendrikje Schuur, een Vrouw van een Mannen-moed, verdriet hebbende in hare Sexe, trok mans klederen aan, en vertrokken zynde naar den oorlog, diende zy enigen tyd in de Belegering van ’s Hertogenbosch, onder Frederik Hendrik, doorluchtig Prins van Oranje.’
“In haar verhoor bekende Trijntje dat jullie samenwoorden, samen sliepen en ‘vleijschelijcke conservatie’ hadden gehad zoals met ‘haer overleden man’.”
Ik probeer het even naar deze tijd te vertalen: je had ‘mannenmoed’ omdat je in het leger diende, voelde ‘verdriet’ over het gebrek aan vrijheid rondom je genderidentiteit, droeg ‘mannenkleding’.
Wat verder over je te vinden is: je kwam uit Amersfoort, werd rond 1610 geboren, vocht in 1629 als tiener bij het beleg van Den Bosch onder aanvoering van van Kapitein Roobol twee jaar lang tegen de Spanjaarden (ook vrienden, tegenwoordig), kwam naar Amsterdam, kleedde je daar eerst niet meer en toen weer wel als man.
Tulp wist dit allemaal, omdat hij in de zomer van 1641 als schepen aanwezig was, toen jij gevangen was gezet in het (thans afgebrande) stadhuis op de Dam. Hij was verantwoordelijk voor jouw verhoor en ook dat van de vrouw met wie jij samenleefde, Trijntje Barents (ca. 1608 - na 1664, moeder van zes kinderen, van wie er in 1641 nog drie leefden).
In haar verhoor bekende Trijntje dat jullie samenwoorden, samen sliepen en ‘vleijschelijcke conservatie’ hadden gehad zoals met ‘haer overleden man’. Ze zij ook dat zij en jij ‘wel gesint sijn geweest malkanderen te trouwen, zoo t zelve geoorloft ware geweest’. Kortom, jij en Trijntje hielden van elkaar, en jullie liefde beviel het stadsbestuur niet.
In je eigen verhoren vertelde je Tulp dat je in Den Bosch was lastiggevallen als je in vrouwenkleren rondliep, en nu in Amsterdam weer, maar nu als je mannenkleding droeg. Jouw ‘mannelijke gedrag’ interesseerde Tulp, enzijn rollen als arts en deken vermengden zich al snel, zoals Tom van der Molen schrijft in Ons Amsterdam. In de ondervragingen is een obsessie met jouw geslachtsdeel te bespeuren; in het bijzonder met de grootte van je clitoris, die Tulp door drie vroedvrouwen liet onderzoeken, en het verband dat er zou zijn met je soldaat-zijn, seksuele voorkeur, je libido en je kleding. Tulp beschrijft je clitoris als een ‘roede’, volgens Van der Molen in jouw tijd een gangbaar woord voor ‘pik’. De arts en deken laat zich laatdunkend over je uit, en zowel zijn medische als juridische blik worden door dat oordeel gekleurd. Van der Molen slaat de spijker op zijn kop als hij schrijft dat Tulp vanuit een moderne blik gezien veel door elkaar haalt. Een probleem is natuurlijk dat we door die gekleurde blik naar jou kijken en we dus niet goed kunnen weten wie je was. Van je pijn en verdriet kunnen we ons enkel een voorstelling maken.
Wat we wel weten: op 2 augustus 1941 werden jij en Trijntje - binnenskamers - gegeseld. Jij werd vervolgens voor 25 jaar verbannen uit Amsterdam, waar Trijntje en haar kinderen woonden en leefden. Omdat jullie van elkaar hielden en de liefde buiten de heersende seksuele- en gendernormen viel. Tulp noteert naderhand dat hij vindt dat jullie eigenlijk de doodstraf hadden verdiend, maar door jullie zo te straffen en te scheiden meende hij dat ‘dat ongeoorloofde bed van verfoejelijke wellust genoeg gescheiden [scheen] te werden’.
Het spijt me wat er jou is aangedaan in deze stad.
Hendrickje, ik zal je geen knollen voor citroenen verkopen, ook nu heerst er nog veel trans- en homohaat en zijn er politici die dit sentiment verwoorden en voor eigen gewin gebruiken; laakbaar gedrag. De mens heeft een hang naar de status quo, gedraagt zich vaak wreed en vaak ongeoorloofd in strijd met allerlei verdragen; vooruitgang is niet vanzelfsprekend maar moet elke dag opnieuw worden bevochten, en toch wil ik je het volgende niet onthouden: afgelopen week vond hier in jouw verkozen stad Pride plaats, een meerdaags publieksevenement met honderdduizenden bezoekers, ongeveer gelijk aan de jaarlijkse bezoekers van het Mauritshuis. Ook de Pride is niet geheel onbesproken, maar zulke aantallen geven hoop. En een handvat: zó gaan we in Amsterdam met elkaar om.
Met vriendelijke groet,
Philip Huff
Periode
1609– 1659
Over
Ode van Philip Huff aan Hendrikje Lamberts van der Schuur
Hij schreef deze ode om het beeld van Amsterdam als 'homohoofdstad' van wat kanttekeningen te voorzien en het patriarchale geweld tegen vrouwen inzichtelijk te maken.
Hendrickje Lamberts van der Schuur
Hendrikje Lamberts van der Schuur (ca. 1610/14-??) droeg gedurende het leven in verschillende periodes mannenkleding of vrouwenkleding. Hendrikje diende in het leger van prins Frederik Hendrik werd uiteindelijk veroordeeld voor een relatie met Trijntje Barents (ca. 1608 - na 1664).
Tags