Ode aan Betsy RepeliusAan de Amsterdamse Joffers

Lizzy Ansingh, Johanna Elisabeth Betsy Repelius, 1910 - 1930, collectie Amsterdam Museum, objectnummer SA 40436
Luister de ode
Periode
1848– 1921
Over
Ode van Maaike Rikhof aan Betsy Repelius
Succesvol kunstenaar Betsy Repelius (1848-1921) laat bij uitstek zien hoe een vrouw aan het eind van de 19de eeuw tegen alle verwachtingen in los kon breken van conventies en verwachtingen. Ze brak met beperkende stereotypes en trok zich niks aan van vooroordelen die er heersten rond vrouwen met een zelfstandig, betaald beroep. Zo schreef ze aan haar goede vriendin en latere huisgenoot, de oogarts Marie du Saar (die als eerste vrouw promoveerde aan de Universiteit van Amsterdam): "Een wetenschappelijke vrouw als gij zijt en iemand die zich aan de kunst wijdt kunnen niet oud en saai worden, wij sluiten ons huis niet voor mannen, noch voor vrouwen, van oude vrijsters is dus geen sprake".

Betsy Repelius
Johanna Elisabeth Repelius (1848 – 1921) was een Nederlandse kunstschilder.
Ode aan Betsy Repelius (1848-1921)
Betsy Repelius!
Nog veel te weinig mensen kennen jouw naam. Sommige vrouwen uit jouw omgeving krijgen nu gelukkig steeds meer aandacht, zoals je goede vriendin en collega-kunstenaar Thérèse Schwartze. Maar graag schijn ik nu een spotlight op jou, want die verdien je.
Als jongste van acht kinderen kwam je halverwege de 19de eeuw ter wereld in Amsterdam. Tegen de wil van je vader in besloot je om professioneel kunstenaar te worden. Je studeerde aan de Rijksakademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam, van 1873 tot 1876. Pas twee jaar eerder opende de Amsterdamse kunstacademie haar deuren voor vrouwen. En dus was je een van de eerste vrouwen ooit die in Nederland als voltijdstudent aan een kunstacademie mochten studeren! Al vroeg won je prijzen en exposeerde je in binnen- en buitenland, onder andere in Duitsland, Rusland en Frankrijk. Met je goede vriendin Thérèse Schwartze maakte je twee studiereizen naar Parijs – mega cool, aangezien het indertijd nogal controversieel was dat twee vrouwen onbegeleid op reis gingen, al helemaal naar het buitenland. Via Thérèse Schwartze kwam je in een netwerk van nog meer vrouwelijke kunstenaars, onder wie de schilder Lizzy Ansingh – haar nichtje – die een portret van je schilderde.
De bekende Amsterdamse architect Joseph Cuypers liet je een huis ontwerpen aan de Vondelstraat. Met een groot atelier op de zolder, waar je je in alle rust op je kunst kon storten. De plafonds beschilderde je zelf. In dit huis omringde je je met allemaal zelfstandige carrièrevrouwen, onder wie muziekleraar Elvira Collin en de oogarts Marie du Saar, die een tijdlang je huisgenoten werden. Marie du Saar was zelfs de allereerste vrouw die promoveerde aan de Universiteit van Amsterdam! Je organiseerde etentjes en avonden met muziek, spelletjes en toneel waar veel verschillende artistiekelingen, musici, bohémiens en kunstverzamelaars op afkwamen. En feministen, bovendien, waar je zelf ook toe behoorde. Zo was je lid van de Amsterdamse afdeling van de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht. Je was enorm gul in je nalatenschap aan de Amsterdamse kunstwereld. Zo liet je je gehele atelier met schildersbenodigdheden na aan de schilder en je goede vriendin Marie Heineken, een nicht van de bekende bierbrouwer.
Je als vrouw compleet wijden aan het kunstenaarschap was indertijd zeker niet de norm. En al helemaal niet voor vrouwen uit rijke families van wie verwacht werd dat ze na de teken- en schilderlessen in hun jeugd braaf thuis zouden blijven zitten om gedienstige huisvrouwen en -moeders te worden. Maar bewust ben jij nooit met een man getrouwd. Dat zou je vrijheid namelijk veel te veel inperken, aangezien getrouwde vrouwen tot 1957 handelingsonbekwaam werden bij hun huwelijk een geen eigen bezit konden hebben, geen bankrekening en geen rechtsgeldige handtekening. Er zijn vermoedens dat je bovendien misschien wel helemaal niet op mannen viel, al kunnen we dat natuurlijk helaas niet meer aan je vragen. Zo schreef je aan je goede vriendin, de oogarts Marie du Saar, nadat zij met een man getrouwd was dat je niet geloofde dat een man meer van haar kon houden dan dat jij deed.
Los daarvan laat jij bij uitstek zien hoe een vrouw aan het eind van de 19de eeuw tegen alle verwachtingen in los kon breken van conventies en verwachtingen. Je brak met beperkende stereotypes en trok je niks aan van vooroordelen die er heersten rond vrouwen met een zelfstandig, betaald beroep. Zo schreef je aan je goede vriendin: “Een wetenschappelijke vrouw als gij zijt en iemand die zich aan de kunst wijdt kunnen niet oud en saai worden, wij sluiten ons huis niet voor mannen, noch voor vrouwen, van oude vrijsters is dus geen sprake”.
Maaike Rikhof, Conservator Moderne Kunst bij het Frans Hals Museum