Maak een ode
English
Persoon op bankje met een poncho over het hoofd

Uitgelicht

(T)huisloos in de stad

Verhalen van de straat

14 feb - 1 jun 2025
Amsterdam Museum aan de Amstel

Ode aan Tante Martha | Het geeft aan dat mensen niet echt wisten hoe de vork in de steel zat

Door Alice Woortman-Boots21 mei 2024
Een kinderverjaardag, Tante Martha was er nooit bij

Een kinderverjaardag, Tante Martha was er nooit bij. Uit het persoonlijke archief van Alice

Dag tante Martha,

U zult wel opkijken dat u een brief krijgt van een meisje dat u zich waarschijnlijk nauwelijks kunt herinneren. Toegegeven, u was ook een tijd uit mijn gedachten, maar toen ik ouder werd en herinneringen uit mijn jeugd opdoemden, was ú daar ineens. 

Ons gezin bewoonde een dubbel bovenhuis in de Lomanstraat in Amsterdam Zuid. Het waren ruime huizen, met beneden een voor- en achterkamer, een keuken aan de achterkant, en aan de voorkant een zijkamer. Mijn vriendinnetje Wieke woonde twee huizen verderop ook in zo’n bovenhuis. U, tante Martha, woonde bij dat vriendinnetje in huis. U was geen familie van oom Henk en tante Mien, de ouders van mijn vriendinnetje, want u sprak met een zwaar Duits accent. Toch werd u tante genoemd omdat u er nu eenmaal woonde en omdat buren in die tijd algauw oom en tante genoemd werden. Oom Henk en tante Mien hadden eerst op de bovenverdieping van het huis gewoond, maar toen de mensen van de benedenverdieping vertrokken, kregen ze circa 1959 het hele bovenhuis. U woonde toen al een kleine tien jaar op de benedenverdieping in de zijkamer aan de straatkant. Het schijnt dat er met de huisbaas afspraken waren dat u daar mocht blijven, ook als er nieuwe mensen kwamen wonen. 

Mijn broer weet zich te herinneren dat u altijd fleurige mantelpakjes droeg. Die droeg u dan waarschijnlijk op uw werk als typiste, want de rest van de dag liep u rond in een zijde-achtige peignoir met om uw hals altijd een ketting met donkere stenen. Als ik bij mijn vriendinnetje kwam, zag ik u steevast zonder kousen op dunne stoffen muiltjes schuifelen in de gang tussen uw kamer en de keuken aan de achterkant van het huis. Daar kookte u rond het middaguur uw eten (de familie at ’s avonds) en tussen de bedrijven door deed u de afwas voor ze. “Daar had Mien het maar makkelijk mee”, vindt mijn moeder later, die verder niet weet te vertellen wat het gezin eigenlijk vond van die inwoning, want “Mien was doorgaans nogal openhartig, maar over Martha zei ze nooit iets.”

Op een dag nodigde u mij en mijn vriendinnetje uit op uw kamer. De ruimte, die niet meer dan 4 bij 3 meter mat, ademde geel en goud. Aan een van de muren hing een groot schilderij met een lijst van verguld gebogen hout, waarvan ik dacht dat het u op jongere leeftijd voorstelde en als dat zo was,  moest u vroeger rijk geweest zijn. Het bed en de wastafel werden verborgen door een groot kamerscherm met een lichtbeige bespanning. Onder het raam, dat aan beide zijden zware gele gordijnen had,  stond een tafeltje met een mooie set kopjes en schoteltjes. Het was bijna kerst, en op dat tafeltje stond ook een koperen standaardje. U stak de kaarsjes aan die gevat waren in een klein houdertje. De lucht die verwarmd werd, maakte dat engeltjes met trompetten geruisloos in het rond gingen zweven. Het was allemaal heel bijzonder, te meer daar u ons nooit binnen vroeg, de deur van uw kamer was altijd dicht. Na die kerst zag ik u niet meer want toen ik negen jaar was verhuisden we uit Amsterdam. 

Je voelde dat die vrouw een oorlogsverleden had

Zoals ik al schreef kwam u pas veel later weer in mijn gedachten. Ik hoop niet dat u het erg vindt dat ik het zeg, maar ik vond het toen steeds vreemder, u in die zijkamer. Het kostte me weinig moeite uw geschiedenis te achterhalen want, u zult er wel van opkijken, er is een dossier van u in het Nationaal Archief in Den Haag. Van u, maar ook van uw man, want die had u kennelijk gehad, al was het voor mij als kind volkomen vanzelfsprekend dat u alleen was.

Ik las in uw dossier dat u in 1899 was geboren in Karlsruhe, en dat u daar hoogstwaarschijnlijk uw man Marius van Lokhorst heeft ontmoet, want hij werkte daar kort als militair instructeur. Hij was veel ouder, en sprak u waarschijnlijk aan omdat hij veel van kunst hield, zelf speelde u piano en schilderde u. Misschien ook had u haast, want u liep inmiddels tegen de dertig.  In 1933, toen u vier jaar getrouwd was, gaf Marius de brui aan zijn militaire carrière en wierp hij zich op het schrijven van novellen en reisgidsen. Het moeten heerlijke jaren geweest zijn. Samen maakte u reizen door heel Europa, U woonde in Sicilië en Rome. Daarna betrok u een woning in Den Haag. 

Toen de oorlog uitbrak werd uw man weer lid van de Nationaal-Socialistische Beweging, NSB. Het was een Duitsgezinde beweging. Eerder, in de jaren dertig, was hij ook al lid geweest, maar dat lidmaatschap had hij als ambtenaar noodgedwongen op moeten geven. Vanaf dat moment maakte hij in Den Haag snel carrière en leidde u een comfortabel leven. In februari 1943 werd uw man burgemeester van Nijmegen, een buitengewest, maar, zo las ik, uw man vond het een aantrekkelijk stad omdat hij nabij Germaanse bodem lag. Was u als Duitse in het door Duitsers en NSB-ers gedomineerde bestuurscentrum van Den Haag makkelijk geaccepteerd geweest, in  Nijmegen lag dat anders, daar was u de Duitse echtgenote van een NSB-burgemeester. Het leek u maar het beste om u op de achtergrond te houden, “hoe minder je zegt hoe minder men over je praat” lees ik in een brief die u aan kennissen schreef. In september 1944 werd Nijmegen bevrijd door de geallieerden. Uw man, die had gehoord hoe in het reeds bevrijde zuiden van Nederland NSB-burgemeesters werden behandeld, nam de wijk naar Doetinchem, en later naar Groningen. U ging met hem mee. Een paar dagen na de bevrijding van Groningen werd hij opgepakt en eind 1946 door hij door het Bijzonder Gerechtshof te Arnhem veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaar met aftrek van voorarrest. 

Vind ik het erg als ik zeg dat het vanaf dat moment met uw comfortabele leven gedaan was? U verruilde een mooie benedenwoning in Groningen voor een zolderkamer en om aan geld te komen ging u tegen een karig loon bij een gezin als dienstmeisje aan de slag. Aan uw man had u niets, die klaagde onophoudelijk over zijn gezondheid en voelde zich onrechtvaardig behandeld.

In 1947 liet u zich van hem scheiden. Was het huwelijk echt aan zijn eind of wilde u de autoriteiten laten zien dat u niets meer met hem te maken wilde hebben? Heeft u geprobeerd om hem verantwoordelijk te maken voor uw leven en NSB-lidmaatschap? Het zal nooit helemaal duidelijk worden. Maar feit is dat ook naar u een onderzoek werd ingesteld en dat het onderzoek duurde blijkens de documentatie tot 1948. 

Ik ga niet met u in discussie of u zich zelf heeft aangemeld bij de NSB of dat Marius het heeft gedaan

Ik ga niet met u in discussie of u zich zelf heeft aangemeld bij de NSB of dat Marius het heeft gedaan. Ik weet ook niet of ik moet geloven dat dat het waar was wat u ter verdediging aanvoerde, namelijk dat u “hoewel Duitsche van geboorte, heb kunnen bewijzen dat ik anti-nazigezind was en dat mijn huwelijk daardoor een mislukking was geworden.” Er zijn documenten die het tegendeel aangeven. Mij boeit echter vooral het leven dat u daarna leidde omdat ik gezien heb hoe u in de Lomanstraat rondscharrelde en in een kamer woonde die bij ons alleen gebruikt werd door mijn vader, hij schoor zich daar achter de wastafel. 

Misschien dat u in de zomer van 1949, u was intussen 50 jaar, met een verhuizing naar Amsterdam gehoopt in deze grote stad een nieuw leven te kunnen beginnen. Maar al snel moet u hebben begrepen dat u zich met uw Duitse afkomst en uw huwelijk met een vooraanstaande NSB-er, ook al was u dan gescheiden, wederom op de vlakte moest houden. De oorlog was nog maar vier jaar voorbij en lag bij de mensen nog vers in het geheugen. Ook in de Lomanstraat waren er NSB-ers actief geweest. Ze waren na de bevrijding in de straat blijven wonen, en soms waren het best aardige mensen, maar toch, ze waren ‘fout’ geweest en hielden voor altijd het etiket ‘niet te vertrouwen’. De vrouw bij wie u woonde, Tante Mien, had het in de oorlog erg moeilijk gehad. Bij haar thuis hadden ze, net als zovelen in Amsterdam, honger geleden. De laatste maanden van de oorlog hadden ze overdag in bed doorgebracht om enigszins warm te blijven. De moeder van tante Mien had ook niets op met zo’n ‘moffin’ zoals Duitsers toen genoemd werden. Ook de familie van oom Henk liet u links liggen. Maar wat wisten ze precies over uw achtergrond en wat had u losgelaten? Dat is nu niet meer te achterhalen. 

Ik was een jaar of zeven toen er bij ons televisie in huis kwam. Tante Mien en oom Henk, die beter verdiende dan mijn vader, kochten hun eerste auto. Ik zag hoe ze met de kinderen ’s ochtends met een tas vol gesmeerde boterhammen, frisdrank, en schepnetten naar Zandvoort reden. U ging vanzelfsprekend niet mee en kwam ’s avonds ook geen televisie kijken. Achteraf is het de vraag of u ooit eens met het gezin mee-gegeten heeft. Als er een kind jarig was, werd dat daar heel feestelijk gevierd. Van een zo’n verjaardag heb ik een foto: de kinderen zitten aan tafel, in het midden staat een taart versierd met kaarsjes, mijn moeder en tante Mien staan eromheen en kijken toe. Van dat soort foto’s moeten er veel meer zijn, en bij navraag is dat ook zo, maar u staat op geen een foto afgebeeld. 

Wat zal u, en niet te vergeten de familie, blij geweest zijn toen u uiteindelijk vertrok, want in 1967, u was al 68 jaar,  kreeg u eindelijk een eigen huis. Het betrof een eenkamerwoning  op de begane grond aan de Westerkade. Het was meer dan u in tijden gehad had: een grote kamer met een eigen kookgelegenheid en een eigen wc. Om u heen woonden studenten en mensen die leefden van een bijstandsuitkering. Ik denk dat die weinig vragen aan u stelden. 

Er leven nog maar een paar mensen die u hebben meegemaakt. Geen van allen weet echt iets over u te vertellen. Mijn vriendinnetje van toen is al overleden, maar haar jongere zusje, dat u tot haar twaalfde jaar heeft meegemaakt, weet eigenlijk alleen nog dat “er altijd flessen waren in uw kamer.” Ik kan me dat voorstellen. Natuurlijk dronk u’s avonds een glaasje, want wat moest u anders in die kamer, zonder tv, met misschien alleen een radio? Er was enkel schaars contact met iemand in de straat en wat familie maar dat hield niet over. 

 “Je hoefde niet langs haar kamer”, voert dat jongere zusje aan als ik vraag om een verklaring voor die schaarse herinneringen. Inderdaad: als je boven kwam passeerde je direct naast de trap de keuken en dan ging je automatisch via de achterkamer de suite binnen. Maar omdat wij in hetzelfde soort bovenhuis woonden, weet ik dat de afstand tussen de deur van de wc naar die van uw zijkamer nauwelijks meer dan twee meter bedroeg. 

De zus van oom Henk, hoogbejaard, zegt dat ze tante Martha “een vreemde vogel” vond als ik haar aan de telefoon heb: “Je voelde dat die vrouw een oorlogsverleden had. Ik had geen enkele behoefte aan contact. Ik denk dat ze blij mocht zijn, ze had het getroffen dat zij bij mijn broer en zijn vrouw in huis mocht wonen.” Mijn moeder zegt desgevraagd eerst dat u, toen u jong was, met een burgemeester getrouwd bent geweest, maar na enig nadenken corrigeert ze zich. Het kan ook anders gelopen zijn: Martha was een in haar jonge jaren een tijdlang de maintenee van een of andere hoge bestuursambtenaar geweest, en deze had haar later ingeruild voor een ander exemplaar. Dat zou de verklaring geweest zijn dat u, Martha al met al was ‘afgezakt’. Het geeft aan dat mensen niet echt wisten hoe de vork in de steel zat.

Achteraf is het redelijk makkelijk om aan de hand van documenten uw levensloop te reconstrueren. Er is een kaart uit het adressensysteem van het gemeentearchief van Amsterdam, er zijn brieven van uw man Marius aan zijn zuster Emmy en er zijn mappen in het Nationaal Archief in Den Haag, onderdeel Bijzondere Rechtspleging na de oorlog. Onder leiding van het ministerie voor Justitie werd daarbij geoordeeld over mensen die in de oorlog hadden gecollaboreerd. Er liggen in dat archief twee dikke mappen over Marius en twee dunnere over u. Die dunnere mappen bevatten brieven en documentatie over de voortgang van het onderzoek naar u, Martha Wagner, die inderdaad in 1948 van rechtsvervolging werd ontslagen. 

En nu, in 2024, wordt uw verhaal gepubliceerd, samen met andere verhalen over vrouwen in Amsterdam, zowel bekende als onbekende. Het is belangrijk dat ook uw verhaal daarin wordt opgenomen. Omdat het een beeld geeft van Amsterdam in de jaren vlak na de oorlog en de wijze waarop er tegen Duitsers en NSB-ers werd aangekeken. 

Over

Ode van Alice Woortman-Boots aan tante Martha.

Aan een vrouw, afkomstig uit NSB-milieu, die in Amsterdam haar toevlucht zocht,
maar de schaduw van het verleden met zich mee bleef dragen.

Een kinderverjaardag, Tante Martha was er nooit bij

Tante Martha

Martha woonde jarenlang bij oom Henk en Tante Mien in huis.

Tags

Maak een ode
  • Zien & Doen
  • Verhalen & Collectie
  • Tickets & Bezoek
  • Tentoonstellingen
  • Rondleidingen
  • Families
  • Onderwijs
  • Nieuws
  • Nieuwsbrief
  • Publicaties
  • AMJournal
  • Vrouwen van Amsterdam

Hoofdpartners

gemeente amsterdam logo
vriendenloterij logo

Hoofdpartner Educatie

elja foundation logo
  • © Amsterdam Museum 2025